Hoe verlopen de botoxinfiltraties?

Op de eerste raadpleging wordt onderzocht welke spieren geïnfiltreerd moeten worden. Dat gebeurt via een klinisch onderzoek en, zo nodig, met een EMG-onderzoek. Aan de hand daarvan kunnen we beoordelen welke spieren we moeten aanprikken.

Na drie maanden wordt het effect beoordeeld. Als de infiltratie onvoldoende effect heeft, wordt er niet verder geïnfiltreerd.

Sommige patiënten ervaren de eerste dagen na hun infiltratie al een positief effect, maar doorgaans is de werking pas na twee weken merkbaar. Na vier weken is het effect maximaal.

Gemiddeld houdt het effect van de infiltratie een drietal maanden aan. Meestal is na die tijd een nieuwe infiltratie nodig, omdat het effect afneemt naarmate de bezenuwing van de spieren zich herstelt. Maar soms kan het interval stap voor stap verlengd worden.

Bij nieuwe patiënten zijn er vaak opeenvolgende infiltraties nodig voor we de optimale dosis en de beste combinatie van infiltratieplaatsen kennen. Met regelmatige infiltraties kan de behandelde aandoening vaak goed onder controle gehouden worden.

Ondanks voorzichtig zoeken naar de juiste dosis, kunnen hinderlijke nevenwerkingen optreden. Voorbeelden daarvan zijn een afhangend ooglid, slikproblemen en zwakke nekspieren.

De neveneffecten verdwijnen als de toxine uitgewerkt is. Dat kan tot zes maanden na de infiltratie duren, maar de nevenwerking houden doorgaans slechts enkele dagen tot enkele weken aan.