Vruchtwaterpunctie en vlokkentest

U kunt samen met uw gynaecoloog besluiten een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest uit te voeren. Dat kan bijvoorbeeld als een screeningtest een verhoogd risico op een chromosomale afwijking heeft uitgewezen, of als u tijdens de zwangerschap CMV hebt opgelopen.

In ons ziekenhuis worden alleen vruchtwaterpuncties uitgevoerd. Deze onderzoeken worden uitgevoerd door dr. Kuyken. Voor een vlokkentest verwijzen we u naar een ander centrum.

Vruchtwaterpunctie (amniocentese)

Bij een vruchtwaterpunctie wordt via een prik in de buikwand een beetje vruchtwater opgezogen (ongeveer 20 ml). De pijn van de prik lijkt op die van een bloedafname. Na de punctie moet u zo’n half uurtje blijven liggen. Thuis neemt u best nog 24 uur rust.

De test wordt meestal tussen de 16de en de 22ste week van de zwangerschap uitgevoerd. In het vruchtwater zitten foetale cellen waarop verschillende onderzoeken kunnen worden verricht:

  • chromosomaal onderzoek (om onder meer het syndroom van Down uit te sluiten)
  • genetisch onderzoek (als er een genetische ziekte in de familie voorkomt, zoals de taaislijmziekte)
  • onderzoek naar infecties
  • bepaling van de alfa-fotoproteïnewaarde (AFP, een hoge waarde kan wijzen op een open ruggetje)
  • stofwisselingsziekten

Het nadeel van deze test is dat er een kleine kans is op een miskraam, meestal door een bloeding, een infectie of een vruchtwaterlek. De kans dat zoiets gebeurt, is ongeveer 1 op 1300. Beschadiging van de foetus zelf komt heel zelden voor.

De uitslag van de chromosomale test is meestal na een paar dagen bekend. Genetisch onderzoek kan twee tot vier weken duren.

Vlokkentest (chorionbiopsie)

Bij de vlokkentest wordt een klein stukje van de placenta weggenomen. Afhankelijk van de lokalisatie van de placenta in de baarmoeder, kan dat via de buikwand of via de vagina.

De pijn van de ingreep is vergelijkbaar met die van een bloedafname. Op het stukje weggenomen weefsel kunnen dezelfde onderzoeken worden verricht als bij een vruchtwaterpunctie, met uitzondering van de AFP- en CMV-bepalingen.

De test kan al worden uitgevoerd vanaf de 12de week van de zwangerschap. De kans op een miskraam bedraagt ongeveer 1 op 200.