Behandeling

Welke behandeling wordt voorgesteld, hangt af van de typologie van de tumor en het stadium waarin de ziekte zich bevindt. Er zijn verschillende mogelijkheden.

Borstsparende ingreep

In een aantal gevallen kan de tumor borstsparend worden verwijderd. De tumor wordt dan weggenomen (‘tumorectomie’), samen met een klein deel van het gezonde weefsel rond het gezwel.

Borstsparend werken kan alleen als er slechts één duidelijk omschreven tumor is en er geen uitgebreide zone van micorcalcificaties rond het gezwel is. Het esthetisch-cosmetisch resultaat na de ingreep dient ook aanvaardbaar te zijn.

Na een borstsparende ingreep volgt steeds radiotherapie. Als radiotherapie niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de gezondheidstoestand van de patiënte dat niet toelaat, of omdat dezelfde borst eerder al werd bestraald, is een borstsparende ingreep niet mogelijk.

Borstamputatie

Als een borstsparende ingreep niet mogelijk is, wordt de volledige borstklier weggenomen (‘mastectomie’), samen met de overliggende huid en de tepel. Tijdens de ingreep worden twee tot drie drains aangebracht. Die vangen het vocht uit de wonde en het lymfevocht op tot de wonde geheeld is.

Na de ingreep kan een uitwendige borstprothese worden aangemeten. Als werd besloten tot een onmiddellijke reconstructie met eigen weefsel of tot de plaatsing van een expander-prothese, kan een groot deel van de huid worden gespaard.

Schildwachtklier

Bij het vaststellen of uitsluiten van uitzaaiingen speelt de sentinel of schildwachtklier een belangrijke rol. Afvalstoffen van de borst, zoals lymfevocht en tumorcellen, worden afgevoerd via de schildwachtklier.

Als in die klier geen tumorcellen worden gevonden, kan veilig worden aangenomen dat ook de andere okselklieren gezond zijn. Een okselklieruitruiming is dan niet nodig. Als de schildwachtklier wel aangetast is, moeten alle klieren van de getroffen oksel worden verwijderd.

Okselklieruitruiming

Een okselklieruitruiming kan worden uitgevoerd tijdens de borstoperatie, of enkele dagen na de ingreep. De uitruiming is nodig als tijdens de ingreep of bij later onderzoek blijkt dat de schildwachtklier tumorcellen bevat, of als er bewijs is van aangetaste okselklieren, of als het onderzoek van de schildwachtklier om technische redenen niet lukt.

Na de operatie wordt een drain aangebracht om bloed, wondvocht en lymfevocht uit de okselholte op te vangen. Tijdens het herstel mag de arm zo weinig mogelijk bewegen.

De verwijdering van de okselklieren verhoogt het risico op lymfe-oedeem van de arm: een opstapeling van lymfevocht die kan leiden tot zwellingen. Er is ook sprake van een verhoogd infectierisico, omdat de lymfevaten en -klieren ook een rol spelen bij het opruimen van infecties.

Borstprothesen

Na de ingreep kan de patiënte een voorlopige prothese krijgen. Het gaat om een tijdelijke oplossing, tot de wonde genezen is. De prothese bestaat uit een stoffen hoesje, gevuld met synthetische watten, en kan gedragen worden tot alle drains zijn verwijderd.

Daarna kan een definitieve prothese worden aangemeten. Meestal gaat het om een prothese van siliconen, omhuld met een dunne, flexibele folie. Het gewicht en de omvang van die prothese benaderen die van de gezonde borst.

Een prothese van siliconen biedt een goede warmtegeleiding, is soepel en bestand tegen transpiratie en kan makkelijk worden gereinigd. De patiënte heeft om de twee jaar recht op een nieuwe prothese.